Immuunsysteem


Zo werkt ons immuunsysteem

Een grote onderneming als het Immuunsysteem (IM), met enkele miljarden employees verspreid over het hele lichaam, kan niet zonder een hiërarchische organisatiestructuur. In medische kringen wordt het IM vaak omschreven als een reusachtig leger. Het is nog het best te vergelijken met een politiek-militaire organisatie als de Verenigde Naties: een omvangrijke hulp-, controle- en veiligheid organisatie voor het lichaam. In geval van nood beschikt het IM over soldaten die als "mobiele eenheid" politionele en militaire taken verrichten; verder zorgt het voor veiligheid aan de grenzen, ruimt op en recycled. De meeste van zijn employees voeren zijn taken uit in de lichaamsweefsels (bijvoorbeeld de huid). Een deel komt in de bloedbaan, waar zij circuleren en als witte bloedlichaampjes naast de rode bloedlichaampjes gemakkelijk te herkennen zijn.


Steunpunten van het immuunsysteem

De thymusklier, die direct op het hartzakje gelegen is, vormt het hoofdkwartier van de specifieke IM-afweer. In de kinderjaren is zij het grootst (zo groot als een handpalm en bestaand uit twee kwabjes) en het actiefst, omdat in deze periode immers de meeste eerste contacten met ziektekiemen plaatsvinden. De thymusklier produceert ten eerste hormonale signaalstoffen waarmee zij de overige organen van het IM activeert en de productie van witte bloedlichaampjes coördineert. Zij maakt daarnaast ook zelf witte bloedlichaampjes aan, en wel de T-lymfocyten (T van thymus). Deze T-lymfocyten bewaken en coördineren de afweer tegen ziektekiemen en vormen dan ook een zeer gespecialiseerd keurkorps. Daar waar de buitenwereld (lucht en voedsel) het lichaam binnenkomt bevinden zich, als reusachtige douanehuisjes, vier amandelen. Ongewenste bezoekers worden meteen onschadelijk gemaakt of na identificatie overgedragen aan de volgende politiepost. In de holten en kamers van het beenmerg bevinden zich de kraamkamers van zowel de rode als de witte bloedlichaampjes. Op commando van de thymus maakt het beenmerg versnelt en meer witte bloedlichaampjes aan. Naast de slagaders en aders, waarin het bloed wordt vervoerd, is er nog een derde kanalenstelsel in het lichaam: het lymfevatenstelsel.

Omdat ziekteverwekkers op elke plaats van het lichaam kunnen binnendringen, zijn de organen van het afweersysteem over het hele lichaamverspreid. De thymus, in het midden van de borst, heeft een coördinerende taak.(klik op het plaatje voor een vergroting)

De lymfvaten vervoeren lichaamsvloeistof en witte bloedcellen. In de melkachtige lymfstroom bevinden zich op regelmatige afstanden lymfklieren, die als fuiken alle ongewenste chemische of organische bestanddelen eruit filteren. De milt, een vuistgroot orgaan links achter en onder het middenrif, doet dienst als fuik in de bloedbaan. De milt maakt deel uit van het IM en speelt daarnaast, als fabriek en kazerne voor witte bloedcellen, een belangrijke rol bij de samenstelling van het bloed. Ten behoeve van het bloedvatenstelsel kan de milt zo nodig ook rode bloedlichaampjes produceren. Zij filtert en slaat ongewenste metalen (ijzer en kwik) op en verwijdert de resten van rode bloedlichaampjes. In de slijmvliezen van maag, dunne darm en wormvormig aanhangsel van de dikke darm bevinden zich overal verspreidt kleine schuttersputjes, de zogenaamde lymffollikels. Hier worden ingeslikte ziektekiemen onschadelijk gemaakt, wat echter soms ook kan leiden tot ongewenste effecten, zoals bijvoorbeeld een irritatie of ontsteking van de blindedarm.

De afweercellen van het immuunsysteem
Geconfronteerd met schadelijke stoffen of organismen reageren de witte cellen met een niet-specifieke afweer, die bij ieder mens vanaf de geboorte in aanleg aanwezig is (eetcellen), of het lichaam reageert met een in de loop van zijn leven ontwikkelde specifieke afweer; na een eenmaal doorgemaakte kinderziekte, bijvoorbeeld mazelen, zijn er zo veel antistoffen voorradig, dat de verwekkers van de mazelen een tweede keer geen kans hebben.

Eetcellen - de mechanische opruimers
Overal in de weefsels, zoals botten en lever, maar ook in de kanalen van bloed en lymfe, vindt men fagocyten (eetcellen). Zij vormen een bijzondere soort van witte bloedlichaampjes. Eetcellen zijn lang niet altijd op het oorlogspad, maar hebben ook taken bij de afbraak en verandering van lichaamsweefsels. Meestal doen zij dus dienst als opruimers en recyclers, tenzij ze voor de mobilisatie worden opgeroepen. Dan eten de fagocyten alle vreemde cellen op die de B-lymfocyten voor hen hebben gemarkeerd (eetcellen herkennen indringers alleen wanneer deze tevoren als zodanig herkenbaar zijn gemaakt). Het werk van de eetcellen noemt men niet-specifieke afweer. De specifieke afweer is de taak van de lymfocyten.

Lymfocyten zijn witte bloedcellen die zorgen voor onze immunologische afweer.

De Lymfocyten-Thriller
Deze groep van witte bloedlichaampjes stamt af van een gemeenschappelijke stamcel uit het beenmerg, die we "grootmoeder" zullen noemen. De grootmoeder stuurt haar kinderen, de B-lymfocyten (B van beenmerg), en haar kleinkinderen, de T-lymfocyten (T van thymus), eerst naar de thymus en daarvandaan naar de overige lymfatische weefels. Iedere B-lymfocyt is een zelfstandige mobiele chemische fabriek. Zodra deze in werking wordt gesteld, produceert zij immunoglobuline (een soort markeringsstof). Produceert een B-lymfocyt grote hoeveelheden immunoglobuline, dan verandert hij in een plasmacel die men kan vergelijken met een sproeiwagen. Als sproeiwagen raast hij door het lichaam om alle vijandige stoffen en ziekte verwekkers te markeren. En dan nu de kleinkinderen, de T-lymfocyten. Zij zijn de specialisten van het lymfstelsel. Men onderscheid bij de T-lymfocyten vier soorten cellen: de T-helpers, de T-doders, de T-geheugencellen en de T-suppressoren. De T-helpers werken onzichtbaar als undercoveragenten, besluipen verdachte indringers en nemen ongemerkt een (vinger-) afdruk van hun oppervlakte. Die vergelijken zij met het kaartsysteem met gegevens dat zij als het ware in hun vestzak bij zich dragen en slaan meteen alarm bij de B-lymfocyten, die vervolgens massaal uitrukken om alle verdachten te markeren.

De T-doders vernietigen uitsluitend cellen die door virussen zijn aangetast. Zij hebben zich als professionele huurmoordenaars alleen in dit werk gespecialeerd en beschikken, net zoals geheim agent 007, over een geraffineerd assortiment aan wapens. De T-suppressoren zijn de tegenhangers van de T-helpers; want wat het immuunsysteem inschakelt, moet het ook weer kunnen uitschakelen. De belangrijkste taak van de suppressoren is het op non-actief stellen van de eetcellen.

(klik op het plaatje voor een vergroting)

click voor grooter plaatjeDe T-geheugencellen zijn de computerfreaks van het lymfstelsel, want zij bewaren in hun gegevensbestand van misdadigers de foto's, vingerafdrukken en signalementen van alle ooit binnengedrongen ziektekiemen. Op den duur weten alle T-cellen met behulp van de opgeslagen informatie welke cellen tot het lichaam behoren en welke niet, welke met rust gelaten moeten worden en welke moeten worden aangevallen. Maar zelfs een zo vernuftig systeem als het IM kan soms om de tuin worden geleid. Enkele soorten virussen zijn zonder herkent te worden langs de geheime agenten geglipt en hebben zich als verstekelingen verstopt in lichaamcellen; dit geld bijvoorbeeld voor de herpes-virussen en de epstein-barr-virussen (ziekte van phieffer). Het AIDS-virus tast de T-helpers aan en vernietigd daarmee de commandoleiders, die nu juist alarm moeten slaan. Helaas hebben de T-doders tot nu toe nog niet bedacht dat een virus zich als het ware in de eigen familie kan schuilhouden, en daarom zoeken zij daar ook nooit naar hen. Daardoor is de AIDS-patient tot nu toe hopeloos overgeleverd aan infecties.

Vier storingen in het immuunsysteem

U kunt het IM vergelijken met een gecompliceerde airconditioning, waarvan de thermostaat te hoog of te laag kan zijn afgesteld; bovendien kunnen zich moeilijkheden voordoen met de aanvallers van buitenaf, of de eigen afweercellen beginnen de weefsels van het lichaam als vijanden te zien en ze aan te vallen. Als de thermostaat te hoog is afgesteld, worden onschuldige pollen uit de buitenwereld door de T-helpers voor gevaarlijke vijanden aangezien en worden de B-cellen geactiveerd. Deze veranderen in plasmacellen en vuren immunoglobulinen uit hun tanks af, waarmee ze massaal de ongevaarlijke pollen markeren. Bovendien werken de immunoglobulinen als ontstekingen voor de mestcellen in de slijmvliezen van de huid; deze mestcellen lijken dan op landmijnen vol histamine. Komt de histamine vrij, dan doen zich de volgende verschijnselen voor: de wanden van de haarvaten worden plotseling doorlaatbaar (oedeem), de slijmvliezen zwellen op (hooikoorts), de zenuweinden van de huid worden geprikkeld (jeuk) en de bronciale spieren trekken zich samen (astma). Het gevolg van dit alles is een allergie. Wanneer de T-helpers de eigen lichaamsweefsels, bijvoorbeeld de cellen van de gewrichtsvliezen, als vijandelijk aanmerken, komt het eveneens tot een verhoogde activiteit van het IM. Er ontwikkeld zich een auto-immuunziekte, bijvoorbeeld reumatoide artritis. Wanneer de reactieketen T-lymfocyten/B-lymfocyten/eetcellen in gebreke blijft, kan een aanvankelijk onschuldige plaatselijke infectie zich dramatisch uitbreiden. Het IM wordt gealarmeerd. De lymfocyten sturen een hormonale signaalstof, de interleukine, naar het temperatuurcentrum in de hersenen; dit zet de thermostaat hoger. Het gevolg: koorts. Met elke graad temperatuurverhoging stijgt de stofwisseling met 50 procent; loopt de koorts op van 38 naar 40 graden, dan kan het lichaam in dezelfde tijd tweemaal zoveel afweercellen produceren. Soms kunnen de binnengedrongen ziekteverwekkers het zelfs winnen van het IM, wat de dood van het hele organisme tot gevolg heeft. Blijven de twee strijdende partijen gedurende lange tijd even sterk, dan ontstaat er een slepend conflict; de ontsteking wordt chronisch, zij suddert dus voortdurend op een laag pitje voort.

Net zoals de kieschijf van een telefoon kan de aard van de storing aan de hand van de criteria "te hoog", "te laag", "binnen" en "buiten" worden vastgesteld.


Iedere dag ontstaan er in ons lichaam een aantal ondeugelijke cellen. Net zoals bij de eindinspectie in een autofabriek controleert het IM iedere nieuw constane cel en neemt de beschadigde cellen uit de roulatie. Een IM dat op een te laag pitje wekt zou zo'n beschadigde cel over het hoofd kunnen zien. Blijft het IM verzwakt, dan ziethet ook de cellen die zich uit deze cel ontwikkelen over het hoofd en verliest het de controle over de situatie: er ontstaat kanker.

De taal der symptomen
Een onbevredigde omgang met agressies en conflicten is een euvel waarmee veel allergiepatiënten en mensen die vaak lijden aan infectieziekten te kampen hebben. zij gaan conflicten uit de weg door te vluchten en zich zwak te houden. Zij moeten aan zichzelf en aan de mensen in hun omgeving vragen: wat zijn de conflictpunten in mijn leven, die ik zelf niet als zodanig herken of waar ik met een grote boog omheen loop? De patiënt die lijdt aan een auto-immuunziekte is als het ware in een soort burgeroorlog verwikkeld. Door innerlijke remmingen heeft hij misschien liefde zeer lang niet in zijn leven kunnen toelaten en daarvan geeft hij zich mogelijk ook nog zelf de schuld. Nu de burgeroorlog eenmaal woedt, is hij nog bozer op zichzelf en nog minder in staat om op adequate wijze om liefde te vragen. Kanker is een zeer gecompliceerde ziekte, waaraan een veelheid van oorzaken ten grondslag ligt. Maar kanker is in veel gevallen te genezen. Pas wanneer iemand zich met raad en daad heeft laten bijstaan door deskundigen, mag hij een zelfhulpboek ter hand nemen. Het natuurlijke afweersysteem heeft ooit onvoldoende opgelet en een gedegenereerde lichaamscel die er alleen nog maar op uit was om zichzelf te reproduceren, laten passeren. Maanden of jaren later ontstaat er dan een gezwel dat zich blindelings voortplant en een bedreiging vormt voor het voortbestaan van het hele organisme. Het lijkt erop alsof een deel van het geheel, zonder rekening te houden met de rest, alle liefde naar zich toe wil halen. Nu zijn er statistisch gezien onder de kankerpatiënten veel mensen, die in hun leven meer voor anderen hebben gedaan dan dat zij hebben teruggekregen. Zou het zo kunnen zijn dat dit geïsoleerde deel van hen alle energie naar zich toe haalt om toch nog datgene te krijgen wat hun toekomt? Dat zou verklaren waarom bij die patiënten die leren om steun, hulp en liefde van hun medemensen te vragen en te accepteren de kans op genezing relatief groot is.


 "Alles over de alle ziektegenezende lichaamscellen."

Bron: Psychosomatisch arts Dr. Heinrich Klaus