Burnout en hormonen
                              Kenmerken van Burnout
                              Dementie en Alzheimer kun je voorkomen 
                              Cortisol is voor losers
                              Hormonen voorspellen of je relatie op 
                                de klippen loopt
                              Mensenkennis verlengt het leven
                              Geestelijk weinig actief, meer kans 
                                op Alzheimer
                              Hersenen depressieveling maken minder 
                                groeihormoon 
                              Agressie geeft meer kans op een hartaanval
                              Impotentie van stresshormonen-onderzoek 
                                Testosteron en zijn invloed op de 
                                  zaadproductie 
                              
                              
                                Burnout en hormonen.  
                                  
                                  Wat spanning, stress en burnout is, staat te lezen op 
                                  de pagina's 'Wat is..'. Hierin staan zowel de kenmerken, 
                                  oorzaken als de gevolgen beschreven. Er is nog een aspect 
                                  dat een directe relatie heeft met stress n.l. de hormonen. 
                                  Langdurige stress kan uitmonden in burnout. Een gevolg 
                                  hiervan is ook een beschadiging van je lichaam. De hormonenhuishouding 
                                  alsmede het immuunsysteem kunnen geheel van slag raken. 
                                  In enkele gevallen kan burnout resulteren in blijvende 
                                  negatieve effecten op de hersenen. Volgens sommige theorieën 
                                  zijn alle psychische processen uiteindelijk ook lichamelijk. 
                                  Als er zich iets afspeelt in de hersenen is dat niet 
                                  ontastbaar, omdat de hersenen ook een orgaan zijn. Stress 
                                  heeft invloed op het lichaam, dat blijkt onder andere 
                                  uit onderzoeken naar hart- en vaatziekten. Erfelijkheid 
                                  is voor 50% de veroorzaker en voeding voor 5 tot 10%. 
                                  Stress heeft ook invloed op het cholesterolgehalte. 
                                  Bij stress geven de hersenen een signaal af aan de bijnieren 
                                  om adrenaline aan te maken. Adrenaline is een noodzakelijk 
                                  functioneel hormoon. Het is het hormoon dat het lichaam 
                                  voorbereidt op een bedreigende situatie. De brandstof 
                                  reserves worden aangesproken, waardoor vetzuren in de 
                                  bloedcirculatie worden opgenomen. De spieren worden 
                                  opengezet, de hartslag gaat fors omhoog en het lichaam 
                                  is gereed om te vechten of te vluchten. Vechten en vluchten 
                                  doen we normaal gesproken sinds lange tijd niet meer. 
                                  De vetzuren die als brandstof bedoeld waren, blijven 
                                  in de bloedcirculatie zitten, met als gevolg een verhoging 
                                  van het cholesterolgehalte. Uiteraard gebeurt dit niet 
                                  als je een keer gestresst bent. 
                              Het 
                                lichaam kan veel hebben en zal zich na een tijd weer 
                                herstellen. Bij burnout bestaat er wel een groot risico. 
                                Het immuunsysteem kan dan aangetast worden, dit hangt 
                                direct samen met het hormoonsysteem. Onder invloed 
                                van stresshormonen produceert het immuunsysteem signaalstoffen 
                                die via de invloed op de hersenen vermoeidheid kunnen 
                                veroorzaken. Dit soort van ingewikkelde processen 
                                zit achter stress en burnout. Ook heeft het relaties 
                                met o.a. ME, CVS en fibromyalgie. Burnout gaat o.a. 
                                gepaard met extreme vermoeidheid, concentratieproblemen, 
                                vergeetachtigheid, slaapproblemen en labiliteit van 
                                het autonome zenuwstelsel. Het wordt veelal aangeduid 
                                als functionele klachten. Er zijn dan geen organische 
                                oorzaken te vinden. Er bestaan (nog) geen instrumenten 
                                om dergelijke klachten te meten, dus bestaat het meestal 
                                niet en wordt het ontkent. Vaak wordt dan gezegd dat 
                                het tussen de oren zit. En dat klopt en is ernstig 
                                omdat de hersenen ook een orgaan zijn. Het is daarom 
                                een serieus niet te onderkennen en weg te bagatelliseren 
                                probleem. Het emotionele gedeelte van de hersenen, 
                                het limbisch systeem, zit precies midden tussen de 
                                oren. Betekent dit dat burnout en b.v. ME psychisch 
                                zijn? Deze term veronderstelt dat er een scheiding 
                                bestaat tussen lichaam en geest. Vaak wordt dan gedacht 
                                dat als iets psychisch is, het daarom wel te beïnvloeden 
                                is. Het is eigenlijk niet echt omdat het niet lichamelijk 
                                is. Maar emoties zijn echter wel lichamelijk. Angst 
                                is een proces in de hersenen en niet iets vaags en 
                                ontastbaar's. We weten dus dat bij burnout de hormonenhuishouding 
                                ontregeld wordt. Net als bij het cholesterolprobleem, 
                                begint het probleem met een voortdurende aanmaak van 
                                de stress en stofwisselingshormoon adrenaline. Bij 
                                langdurige overmatige stress gaat het lichaam o.a. 
                                ook cortisol aanmaken. Dit is ook een stresshormoon 
                                dat bedoeld is om de heftig werking van adrenaline 
                                af te remmen. Als het adrenalinesysteem de kans zou 
                                krijgen zijn gang te gaan zou het lichaam binnen de 
                                kortste keren alle reserves consumeren en het lichaam 
                                letterlijk kunnen bezwijken. Je zou dus gek kunnen 
                                worden door de stress als er geen afremming zou plaats 
                                vinden. Dit wordt wel eens de 'bluswater' theorie 
                                genoemd; de waterschade zou erger zijn dan de brand 
                                van de stress die moet worden geblust.
                              Het 
                                schadelijke van chronische stress is dat het energievretende 
                                adrenalinesysteem, door een permanent verhoogd cortisol-niveau, 
                                chronisch wordt afgeremd. Dit zou grote schade aan 
                                het lichaam kunnen veroorzaken. Vooral het hersendeel 
                                dat een belangrijke rol speelt bij stress, de hippocampus, 
                                is gevoelig voor cortisol. De hippocampus is onderdeel 
                                van het limbisch systeem, ook wel de emotionele hersenen 
                                genoemd en heeft een dubbelfunctie. De hippocampus 
                                speelt een rol in het geheugen in het algemeen, maar 
                                specifiek in het geheugen voor stresssituaties. Hierdoor 
                                herken je direct of een bepaalde situatie mogelijk 
                                bedreigend is en kun je snel beslissen wat je er aan 
                                kunt doen. Verder regelt de hippocampus dat er niet 
                                teveel of te weinig cortisolhormoon in het lichaam 
                                wordt aangemaakt. Dit gebeurt via het zogenaamde feedbackmechanisme. 
                                Zodra cortisol de hippocampus bereikt, gaat er een 
                                signaal naar de bijnieren dat de productie kan worden 
                                gestaakt. Als dit feedbackmechanisme voortdurend in 
                                actie moet komen, raakt het ongevoelig voor die signalen. 
                                Het gevolg hiervan is dat het cortisolgehalte in het 
                                bloed te hoog of juist te laag wordt. Waarom dit vervolgens 
                                leidt tot een hele reeks van klachten die terug te 
                                vinden zijn bij de 'modieuze' ziekten, is nog niet 
                                duidelijk. Dat er samenhang bestaat is echter wel 
                                duidelijk. Betekent de ontdekking van de rol van cortisol 
                                dat er hoop is voor behandeling van genoemde kwalen? 
                                Volgens wetenschappers is er nog te weinig inzicht 
                                in de werking van het immuun- en hormonaalsysteem. 
                                Het is wel aangetoond dat er iets aan de hand is met 
                                cortisol, maar wanneer het fout gaat en hoe daar op 
                                gereageerd moet worden is nog onduidelijk. Hetzelfde 
                                geldt voor de grotere vatbaarheid van vage gezondheidsklachten 
                                bij vrouwen dan bij mannen, het is niet te verklaren. 
                                Mannen willen stoer blijven en zijn bang om als watje 
                                uitgemaakt te worden. Dit verklaart echter niet alles. 
                                Misschien speelt het vrouwelijke hormoon oestrogeen 
                                wel een rol of komt het doordat vrouwen minder adrenaline 
                                aanmaken in stressvolle situaties. Er zijn nog veel 
                                zaken onduidelijk en er bestaan nog veel vragen.
                                
                                Er zal veel nuchterder met burnout en de lichamelijke 
                                gevolgen daarvan omgegaan moeten worden. Als je het 
                                mystieke ongrijpbare er van afhaalt is er al veel 
                                gewonnen voor de mensen die er mee geconfronteerd 
                                worden. Mensen hoeven dan niet meer bang te zijn dat 
                                ze als aanstellers gekenmerkt worden en dat met een 
                                beetje wilskracht de problemen niet meer aanwezig 
                                zijn. Want dat is het niet waard, omdat je aan burnout 
                                zowel fysiek als psychisch kapot kunt gaan. (Bron: 
                                artikel AD 19 maart 1999 met Dr L. van Doornen
                              terug
                              
                              Kenmerken 
                                van Burnout
                              De 
                                belangrijkste vraag bij het ontstaan van een burnout 
                                is: hoe herken je het fenomeen. Dit betekent niet 
                                dat je er direct wat mee wilt doen, want bijna iedereen 
                                zal het in eerste instantie ontkennen. In mijn geval 
                                werd ik zowel fysiek als psychisch geconfronteerd 
                                met diverse signalen en klachten, alleen wilde ik 
                                dat niet inzien, laat staan eraan toegeven. Deze periode 
                                heeft bijna een half jaar geduurd waarna het escaleerde. 
                                Het niet erkennen van een mogelijk probleem is het 
                                grootste gevaar van de ontwikkeling van een overmatige 
                                stress situatie naar een burnout. Het tijdig herkennen 
                                van een langdurige overmatige stress situatie is dus 
                                essentieel omdat, door het weghalen van de stressfactoren, 
                                andere inzichten en aanpassing van je gedrag, een 
                                mogelijke burnout situatie voorkomen kan worden.
                              Een 
                                langdurige overmatige stress situatie kent veel risico's 
                                en kan al uitval veroorzaken. Het hoeft gelukkig niet 
                                altijd te ontaarden in een burnout. Daarnaast bestaan 
                                er verschillende gradaties in burnout. Naast een aantal 
                                algemene klachten ben ik gelukkig op tijd, emotioneel 
                                en fysiek ingezakt, waardoor verder functioneren niet 
                                meer aan de orde was en waardoor voorkomen is dat 
                                het tot een zware burnout geleid heeft. Er zijn ook 
                                mensen die door een burnout geveld worden, die (zeer) 
                                lange tijd apathisch en onbenaderbaar zijn. Een snel 
                                positief herstel zal dan logischerwijs moeilijk zijn. 
                                Daarnaast zal het niet iedereen lukken om weer terug 
                                te keren in het arbeidsproces. Van belang hierbij 
                                is dat deze categorie mensen wel zover herstellen 
                                dat functioneren in de prive situatie mogelijk is 
                                en hopelijk met een andere kijk op het leven. Ik ben 
                                van nature een prater waardoor ik, denk ik achteraf, 
                                grote extreme problemen heb kunnen voorkomen. Tijdens 
                                de aanloop naar de burnout heb ik regelmatig stoom 
                                afgeblazen door de vele gesprekken met mijn vrouw. 
                                Ondanks de opmerkelijke negatieve resultaten van de 
                                burnouttest, de duidelijke signalen vanuit mijn directe 
                                omgeving en vanuit mezelf, heeft dit alles niet geresulteerd 
                                in het onderkennen van mijn probleem, waardoor ik 
                                in een burnout situatie ben gekomen. Hierbij is het 
                                van belang dat je jezelf realiseert dat mensen doorgaans 
                                verschillend op stress reageren, bij de één zullen 
                                de klachten meer psychisch zijn en bij de ander van 
                                lichamelijke aard of een combinatie van beiden. Ook 
                                zijn er mensen die nergens last van hebben en onder 
                                langdurige stress prima functioneren. Deze categorie 
                                mensen hebben de vaardigheid om stress snel te neutraliseren 
                                en zich goed te kunnen opladen voor een volgend moment 
                                of de volgende dag. 
                              Ondanks 
                                bovengenoemde verschillen zijn de volgende symptomen 
                                van het lijden onder stress te beschouwen als vroegtijdige 
                                waarschuwings signalen(Krimpen 1989): · Concentratieproblemen; 
                                lezen gaat steeds moeilijker omdat men de tekst niet 
                                kan onthouden en deze niet echt meer opgenomen wordt. 
                                · Toename van vergeetachtigheid; het maken van notities 
                                wordt noodzakelijk. · Emotionaliteit; b.v. snel ontroerd, 
                                driftig, blij of teleurgesteld zijn. Dus grote schommelingen 
                                in stemming. · Besluiteloosheid; het wordt moeilijk 
                                om hoofd- van bijzaken te onderscheiden. · Slaapproblemen; 
                                je hebt inslaap- en/of doorslaap problemen of je wordt 
                                regelmatig badend in het zweet en angstig wakker. 
                                · Meer fouten maken; doorgaans zul je meer uren werken 
                                om het werk af te krijgen, kans op het maken van fouten 
                                wordt hierdoor steeds groter. · Lusteloosheid; je 
                                kunt jezelf steeds minder tot handelen aanzetten. 
                                Geen zin en energie meer om 's-morgens naar het werk 
                                te gaan. · Cynisme; afzetten en onverschilligheid 
                                naar je werk en in de prive situatie. · Toenemende 
                                onzekerheid; je gaat je steeds meer minderwaardig 
                                voelen. · Sexuele problemen; geen zin en/of impotentie. 
                                Enkele andere psychische en/of lichamelijke klachten, 
                                vanuit het perspectief dat stress merkbaar is in het 
                                gedrag, zijn: · Veranderingen in het gedrag; in energie, 
                                in sociaal opzicht en in openheid. · Veranderingen 
                                in de manier van praten; in tempo, samenhang en in 
                                overtreffende trap · Versmalling; storten in de diepte 
                                en beperking in de breedte, je stort je nog meer op 
                                je taak en vergeet hierdoor aandacht te geven aan 
                                andere zaken (sociale contacten, hobby’s etc.). · 
                                Verminderde lichamelijke conditie; snel moe zijn, 
                                vaak verkouden en grieperig of hoofdpijn. · Vermeerdering 
                                aantal werkuren; nog meer tijd besteden aan je werk 
                                om de opgelopen achterstand door disfunctioneren in 
                                te halen. Indien bovenstaande signalen en klachten 
                                herkenbaar zijn, neem dan enige afstand van de stressfactor(en) 
                                en bedenk of je deze situatie wilt voort zetten en 
                                of je het er voor over hebt en door wilt gaan op deze 
                                destructieve manier. Een gesprek met je partner, manager, 
                                de huisarts of de bedrijfsarts kan hierbij zeer zinvol 
                                zijn. Luister goed naar je eigen gevoel, de omgeving 
                                en ga diep nadenken over de signalen vanuit je omgeving 
                                en maak dan bewuste goede keuzes voor jezelf. Maak 
                                jezelf sterker door anders om te gaan met stress. 
                                Burnout test Een hulp middel om beter inzicht te krijgen 
                                in de mate van stress is het invullen van de burnout 
                                test. 
                              
terug
                              
                              Dementie 
                                en Alzheimer kun je voorkomen.
                                
                                De kans op Alzheimer hangt af van je levensstijl. 
                                Dat bleek tijdens een internationale bijeenkomst van 
                                Alzheimer-experts.
                              Onderzoekers 
                                van Case Western ontdekten dat mensen die niet fysiek 
                                en mentaal actief zijn drie keer zo veel kans hebben 
                                om Alzheimer te krijgen als mensen die wel actief 
                                zijn. Vooral intellectuele bezigheden beschermen. 
                                De bevindingen sporen met recente ontwikkelingen in 
                                de neurologie. Volgens de oude inzichten verminderde 
                                het aantal hersencellen of neuronen en verbindingen 
                                daartussen vanaf het vijfde levensjaar. Maar uit recent 
                                onderzoek blijkt dat de hersenen pas ergens in de 
                                teen years zijn volgroeid. Daarna kunnen hersenen 
                                tot op hoge leeftijd nog nieuwe neuronen en verbindingen 
                                ontwikkelen - als je ze tenminste toe prikkelt. Hersenen 
                                lijken dus veel op spieren: als je ze traint, worden 
                                ze beter.
                                
                                Volgens een nieuwe theorie zouden opgroeiende kinderen 
                                veel moeten lezen en leren. Daardoor bouwen ze een 
                                soort 'cognitieve reserve' op, die later kan beschermen 
                                tegen het wegvallen van hersenweefsel door beroertes 
                                of veroudering. Onderzoekers van de University of 
                                Michigan hebben bijvoorbeeld aangetoond dat de kansen 
                                op dementie afnemen naarmate je hoger bent opgeleid. 
                                Zo zouden academici minder kans op dementie hebben 
                                dan HBO-ers. 
                                Ook het leesgedrag tussen de 6 en 18 jaar bepaalt 
                                mee of je aftakelt of niet, menen onderzoekers van 
                                Chicago's Rush University. Om hun theorie te bewijzen, 
                                willen ze bij autopsies het aantal neuronen gaan tellen 
                                bij mensen die in hun jeugd veel hebben gelezen, en 
                                letterhaters die dat niet hebben gedaan. 
                                Neurologen hebben ontdekt dat TV de hersens op inactief 
                                zet. Onderzoekers van Case Western gaan daarom onderzoeken 
                                of mensen vaker Alzheimer krijgen als ze meer TV hebben 
                                gekeken. 
                                De hardste verbanden die tot nu toe zijn gevonden, 
                                hebben echter weinig met mentale en intellectuele 
                                bezigheden te maken. Bij mensen die genetisch gevoelig 
                                zijn voor Alzheimer vergroot een dieet met veel vet 
                                de kans op de ziekte met factor zeven. Dichtgeslibte 
                                aderen versnellen de mentale veroudering met factor 
                                vier. 
                                AP, 25-7-2000.
                              terug
                              
                              Cortisol 
                                is voor losers.
                              Mensen 
                                maken minder van het stresshormoon cortisol aan als 
                                ze zichzelf hoger op de maatschappelijke ladder plaatsen. 
                                
                                Dat blijkt uit onderzoek van de University of California 
                                in San Francisco. Het gevoel van succes werkt ook 
                                als het helemaal niet klopt. 
                                Vrouwen die zichzelf maatschappelijk geslaagd vonden 
                                waren gezonder, sliepen makkelijker in en hadden minder 
                                buikvet. Dat zijn indicatoren voor een geringe aanmaak 
                                van cortisol. De onderzoekers bestudeerden ongeveer 
                                zestig van de honderdzestig vrouwen in de studie nog 
                                eens drie dagen apart in een laboratorium. Daar maten 
                                ze de afgifte van cortisol direct. 
                                Wetenschappers wisten al dat mensen meer cortisol 
                                aanmaken als hun levensomstandigheden slecht zijn 
                                en denken dat ze geen controle over hun leven hebben. 
                                Daardoor zijn ze vaker ziek, hebben ze een hogere 
                                bloeddruk en meer kans op hart- en vaatziekten en 
                                kanker. 
                                Het onderzoek is verschenen in de november-editie 
                                van Health Psychology. 
                                EurekAlert, 19-11-2000.
                                 
                              terug
                              
                              Hormonen 
                                voorspellen of je relatie op de klippen loopt.
                              
                                Amerikaanse wetenschappers onderwierpen negentig gelukkige 
                                echtparen aan een grondig medisch en psychologisch 
                                onderzoek terwijl ze ruzie maakten. Tien jaar later 
                                zochten ze de stellen weer op en keken ze welke stellen 
                                nog bij elkaar waren. Tot hun verbazing ontdekten 
                                ze dat hormonen, en niet psychologische factoren, 
                                bepaalden welke relatie stand hield. 
                                Volgens de meeste relatie-experts vallen relaties 
                                het vaakst uiteen als de partners zich negatief over 
                                elkaar uitlaten of zich agressief gedragen. De onderzoekers 
                                ontdekten echter dat vooral de hormonen adrenaline, 
                                nor-adrenaline, ACTH en cortisol iets vertelden over 
                                de slagingskans van de relatie. Bij stellen die meer 
                                stresshormonen aanmaakten was de kans op scheiding 
                                hoger. 
                                De voorspellende kracht van de hormonen was vooral 
                                bij vrouwen levensgroot. Bij de aspirant-ex-vrouwen 
                                stegen de spiegels tot zo'n hoogte, dat ze na de ruzie 
                                nog tot diep in de nacht hoog bleven. 
                                Vrouwen met veel stresshormonen waren niet noodzakelijk 
                                ook in andere situaties snel aangebrand. Volgens de 
                                onderzoekers gaat het hier dan ook niet om genetische 
                                factoren, maar om de reactie van mensen op elkaar. 
                                Bron
                                EurekAlert, 26-3-2001.
                              terug
                              
                              
                              Mensenkennis 
                                verlengt het leven.
                                
                                Mannelijke psychiaters leven langer. Hun sterftekans 
                                is 44% lager dan die van andere artsen en 48% lager 
                                dan die van mannen in het algemeen. Dat schrijft de 
                                Journal of The American Psychoanalytic Association. 
                                Alleen 'ouderwetse' psychiaters, die nog wroeten in 
                                dromen, fantasieën en gevoelens leven langer. Volgens 
                                de schrijver, Edward Jeffery uit California, komt 
                                dat omdat de klassieke psychiaters zich bewust zijn 
                                van stress, frustratie en ongeluk bij zichzelf, bijvoorbeeld 
                                op het gebied van relaties. Door dat besef kunnen 
                                ze de bronnen van stress makkelijker wegnemen en functioneert 
                                hun immuunsysteem beter. 
                                Psycho-analytici moeten in hun leertijd zelf in therapie. 
                                Misschien veroorzaakt dat de langere levensduur. Een 
                                andere mogelijkheid is dat psychiaters meer technieken 
                                kennen om problemen op te lossen. 
                                Sigmund Freud werd ouder dan tachtig. In een tijd 
                                dat de gemiddelde man nog voor zijn zestigste overleed. 
                                Bron
                                WebMD, 2-2-2001. [Link] 
                                Tekst: Willem Koert 
                              terug
                              
                              Laziness 
                                Linked to Alzheimer's.
                              
                                WASHINGTON (Reuters) - People who are physically active 
                                or who play games or music have a lower risk of Alzheimer's, 
                                researchers said on Wednesday. 
                                Dr. Robert Friedland, a neurologist at Case Western 
                                Reserve University School of Medicine, found that 
                                people who play a musical instrument, garden, exercise 
                                or even play board games are less likely to develop 
                                Alzheimer's disease. 
                                "People who were less active were more than three 
                                times more likely to have Alzheimer's disease as compared 
                                to those who were more active", he said in a 
                                statement. Watching TV did not count, he stressed.
                                His team questioned 193 people with Alzheimer's disease, 
                                with a mean age of 73, and 358 healthy people of similar 
                                ages. 
                                Those who did not have Alzheimer's were more likely 
                                to have been active in some way between the ages of 
                                40 and 60 than the patients with Alzheimer's. Friedland's 
                                team took into account age, income, gender and education. 
                                And it only takes a little, Friedland said. 
                                "We believe public health measures should be 
                                instituted to enhance adult participation in physical 
                                and mental activities, and decrease participation 
                                in activities that involve little physical or intellectual 
                                stimulation, such as television", Friedland said. 
                                Bron: Reuters, May 03 2000.
                              terug
                              
                              Hersenen 
                                depressievelingen maken minder groeihormoon.
                              
                                Kinderen die binnenkort depressief worden maken minder 
                                groeihormoon aan. Hun groeihormoonklier reageert niet 
                                meer niet op Growth Hormone-Releasing Hormone of GHRH. 
                                Onderzoekers van de University of Pittsburgh keken 
                                naar meer dan honderd kinderen. Daarvan had de helft 
                                familieleden met depressies, en daardoor zelf ook 
                                meer kans op het ontwikkelen van een inzinking. 
                                Kinderen met een hogere kans reageerden matig op de 
                                injecties met GHRH. Toch maakten ze voldoende GH aan 
                                om normaal te groeien. 
                                De gebrekkig werkende GH-axis veroorzaakt waarschijnlijk 
                                geen depressies. Het is een marker - een indicatie 
                                van iets anders. 
                                Ook mensen met angstaanvallen en fobieën reageren 
                                slecht op GHRH. Ook daar is waarschijnlijk sprake 
                                van een marker. Depressieve mensen hebben vaak een 
                                verhoogd cortisol en een slecht werkende schildklier. 
                                Het onderzoek is gepubliceerd in de Archives of General 
                                Psychiatry van september 2000. 
                                WebMD, 15-9-2000.
                              terug 
                              
                              Anger 
                                Linked to Heart Attacks
                                
                                DALLAS (AP) - People who are highly anger-prone are 
                                nearly three times more likely to have heart attacks 
                                than those who aren't, according to researchers who 
                                studied nearly 13,000 adults. 
                                The connection held true even after researchers took 
                                into account other major risk factors such as high 
                                blood pressure, high cholesterol, smoking and obesity. 
                                Especially among middle-aged men and women with normal 
                                blood pressure anger could lead to heart attacks. 
                                Previous studies have shown that stress hormones constrict 
                                blood vessels and may trigger a blockage in the arteries. 
                                The study adds to previous research showing a link 
                                between heart health and depression, hostility and 
                                other emotions. 
                                The latest findings appear in Monday's issue of Circulation, 
                                a journal of the American Heart Association. 
                                As part of the study, the adults were followed for 
                                six years. All were interviewed before they had a 
                                heart attack. That minimized the possibility that 
                                their anger was produced by their heart trouble. 
                                Anger was measured with a 10-question survey asking 
                                people such things as whether they felt they were 
                                hotheaded, did they feel like hitting someone when 
                                they got angry or did they feel annoyed when they 
                                were not given recognition for doing good work. 
                                The survey ranked people low, moderate or high in 
                                anger-proneness and found those in the high category 
                                were 2.7 times more likely than those in the low category 
                                to have a heart attack or die of heart disease. 
                                Bron: AP, MAY 02 2000.
                              terug
                              
                              
                                Impotentie van stresshormonen-onderzoek
                                
                                Kan je burnout vaststellen door de stresshormonen in 
                                bloed, speeksel of urine te meten? Heeft het zin om 
                                de huisarts om een verwijzing naar het lab te vragen 
                                voor een bepaling van het stresshormoon cortisol? Als 
                                je de stresshormonen bij overtrainde atleten kan meten 
                                en hun ziektebeeld hetzelfde is als het klachtenpatroon 
                                van burnoutpatiënten, dan moet je het toch ook bij die 
                                mensen kunnen meten? Dan kan je burnout toch bewijzen? 
                                Wordt er niet veel te weinig geld gestoken in het onderzoeken 
                                van stresshormonen bij werknemers, zoals in 'De jacht 
                                op opgejaagde hormonen' in de Volkskrant van 13 oktober 
                                wordt beweerd? In het desbetreffende artikel wordt gesteld 
                                dat de conditie van een topsporter meer onderzoeksgeld 
                                waard is dan die van de gemiddelde werknemer. Nu is 
                                dat natuurlijk sneu als je weet dat werkstress de samenleving 
                                en de werkgever naar schatting bijna 5 miljard gulden 
                                kost. En die kosten kunnen nog omhoog gaan, als het 
                                centrum beroepsziekten van de FNV echt losbarst met 
                                de claims. Op een burnoutsymposium van 10 oktober beweerde 
                                de directeur van het centrum beroepsziekten van het 
                                FNV dat er een directe relatie was tussen werkstress 
                                en stresshormonen. En hij waarschuwde de werkgever dat 
                                het claims zou regenen van al die werknemers die vanwege 
                                stress in de WAO waren beland. 
                                
                                Het eerste proefproces was al begonnen. Moeten al die 
                                werkgevers nu maar vast geld opzij leggen voor de claims 
                                van werknemers die burnout zijn geraakt? Heeft het zin 
                                voor verzekeringsmaatschappijen om de wettelijke aansprakelijkheid 
                                van werkgevers voor werkgerelateerde klachten te verzekeren? 
                                De fysiologie van werkstress In een recente bijdrage 
                                over het meten van werkstress (een uitgave van Care 
                                en Cure, 2000) zet Van Doornen recent onderzoek naar 
                                de fysiologie van werkstress op een rijtje. Als fysiologische 
                                parameters behandelt hij de bloeddruk en de stresshormonen 
                                adrenaline en cortisol. Allereerst concludeert hij dat 
                                er weinig verband bestaat tussen 'job strain' (hoge 
                                werkeisen en weinig controle) en subjectieve gevoelens 
                                van werkstress of welbevinden. Personen verschillen 
                                in de mate waarin zij stress ervaren, ongeacht de situatie. 
                                Ook op reorganisaties en fusies, die bij vrijwel iedeeen 
                                stress veroorzaken, reageren mensen verschillend. Op 
                                de tweede plaats blijken personen die op grond van werkstress 
                                ingedeeld zijn in groepen van lage- en hoge stress soms, 
                                maar lang niet altijd, verschillen in bloeddruk of stresshormonen. 
                                
                                Mensen uit de groep met lage stress kunnen een veel 
                                hogere bloeddruk hebben dan mensen uit de groep met 
                                hoge stress. Dit geldt ook voor stresshormonen. Van 
                                Doornen concludeert dat er geen betrouwbare 'stressmeter' 
                                bestaat, waarmee bij een individu is vast te stellen 
                                hoeveel stress hij ervaart. Ook andere factoren zijn 
                                van invloed op bloeddruk en stresshormonen, zoals erfelijke 
                                factoren, sekseverschillen, lichaamsgewicht, voedingspatronen 
                                (aantal koppen koffie per dag, alcoholgebruik) en fysieke 
                                conditie. Maar zelfs als je in het onderzoek controleert 
                                voor deze factoren, dan nog blijkt dat de fysiologische 
                                maat (bloeddruk) weinig samenhangt met de ervaren stress. 
                                Het kan dus gebeuren dat bij mensen de stresshormonen 
                                een gelijke stijging te zien geven, terwijl de een veel 
                                meer stress rapporteert dan de ander. Uitkomsten van 
                                onderzoek laten wel zien dat de bloeddruk op het werk 
                                hoger is dan op een vrije dag. Een deel van dit effect 
                                kan veroorzaakt worden door stress. Maar let op: dit 
                                verband werd alleen gevonden bij mannen, niet bij vrouwen. 
                                Ook de adrenalineproductie is op werkdagen hoger dan 
                                op vrije dagen. Mannen reageren sterker op stress met 
                                adrenaline dan vrouwen. Van Doornen concludeert ook 
                                hier weer dat adrenaline tijdens werk weliswaar constant 
                                hoger is, maar dat deze verhoging maar voor een klein 
                                deel wordt verklaard door werkstressdimensies. 
                                
                                De cortisolproductie verschilt niet op werkdagen en 
                                vrije dagen. Dit maakt een verband tussen werkstress 
                                en cortisol onwaarschijnlijker, zegt Van Doornen. Wel 
                                citeert hij een onderzoek (Hansson, 2000) waaruit blijkt 
                                dat een negatieve stemming op het werk leidt tot een 
                                hoger cortisolniveau aan het einde van de dag. Dit doet 
                                denken aan een ander gegeven, namelijk dat vrouwen aangeven 
                                door de werksfeer burnout te raken. Maar ook dan nog 
                                moet aangetoond worden dat vrouwen met cortisol op stress 
                                reageren. Dit ligt niet onmiddellijk voor de hand, nu 
                                stress bij vrouwen niet de bloeddruk beïnvloedt, en 
                                maar in geringe mate leidt tot een verhoging van adrenaline. 
                                Het lijkt er dus op dat subjectief gemeten werkstress 
                                weinig is terug te vinden in de 'objectieve' fysiologie. 
                                Van Doornen stelt dat de psychologische en fysiologische 
                                kant van stress soms wat samenhangen, maar overigens 
                                voornamelijk hun eigen weg gaan. Wat is dan wel de potentie 
                                van het stresshormonen-onderzoek
                              Het 
                                is dus ijdele hoop te verwachten dat een werkgever 
                                aansprakelijk gesteld kan worden voor een verhoging 
                                van adrenaline en cortiosol bij een werknemer. Ook 
                                kan een werknemer niet met fysiologische maten bewijzen 
                                dat hij last heeft van werkstress. In die zin bestaat 
                                er geen werkstressmeter. We moeten het doen met klachtenlijstjes 
                                (zoals bijvoorbeeld: ben ik burnout?) en een persoonlijk 
                                vraaggesprek over de energievreters in het werk en 
                                privé en de energiegevers, de duur van de overbelasting 
                                en de verandering in de persoonlijkheid. Het psychologisch 
                                verhaal van werkstress moeten we serieus nemen, de 
                                beleving is voldoende en is niet pas waar als het 
                                ondersteund wordt met 'objectieve' stresshormoonmeters. 
                                Overigens, uit onderzoek blijkt ook dat mensen die 
                                zich ziek voelen vaker verzuimen en een grotere kans 
                                lopen arbeidsongeschikt te raken. De beleving zegt 
                                genoeg. De potentie van het stresshormonen-onderzoek 
                                ligt op een ander gebied, namelijk het aangeven van 
                                mogelijke gezondheidsrisico's van werkstress. Want 
                                dat er een verband bestaat tussen werkstress en fysiologische 
                                maten zoals bloeddruk en adrenaline is duidelijk. 
                                Ook is aangetoond dat er een relatie bestaat tussen 
                                werkstress en hart- en vaatziekten en de nadelige 
                                invloed van stress op het immuunsysteem. Langdurig 
                                hoge cortisolspiegels leiden tot hersenschade, waarbij 
                                permanente geheugen- en concentratieproblemen en stemmingsstoornissen 
                                kunnen ontstaan. Uiteindelijk zou een werkgever dan 
                                wel aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de subjectief 
                                beleefde werkstress en de relatie tussen fysiologische 
                                parameters zoals bloeddruk, adrenaline en cortisol 
                                en gezondheidsrisico's. Waar we naar toe moeten is 
                                een regelmatig 'meten' van de werkstress en burnoutgevoeligheid 
                                van de organisatie. De werkgever zou verplicht kunnen 
                                worden tot het nemen van maatregelen, wanneer de organisatie 
                                zeer burnoutgevoelig blijkt te zijn en veel werknemers 
                                op klachtenlijstjes scoren op een risico op burnoutklachten. 
                                Gelet op de directe kosten van werkstress (vijf miljard) 
                                is het van groot belang te investeren in projecten 
                                voor meer werkplezier en verbetering van de werksfeer 
                                . 
                              
                              terug
                              
                              Testosteron 
                                en zijn invloed op de zaadproductie 
                                
                                Ze meten nog geen vijf centimeter en zwemmen 
                                  bij duizenden rond in tropische aquaria op de tweede 
                                  verdieping van het Kruijtgebouw. Kleine zwart-wit 
                                  gestreepte zebravisjes die ontwikkelingsbioloog dr. 
                                  R. Schulz inzicht moeten geven in de manier waarop 
                                  de vorming van zaadcellen precies in zijn werk gaat. 
                                  Centraal in dat onderzoek staat de rol van het geslachtshormoon 
                                  testosteron. 
                              Testosteron. 
                                Voor veel lezers roept dat woord waarschijnlijk vooral 
                                associaties op met fietsen en doping (de mysterieuze 
                                testosteronspiegel van wielrenner Gert-Jan Theunisse). 
                                Nadat de controlemethoden waren verbeterd, verdwenen 
                                de anabole steroïden een jaar of vijf geleden 
                                echter vrij abrupt uit beeld om plaats te maken voor 
                                EPO (de mysterieuze EPO-waarde van wielrenner Erik 
                                Dekker). Maar ook al hebben sporters hun belangstelling 
                                voor het mannelijk geslachtshormoon verloren, voor 
                                dr. Rüdiger Schulz is er geen boeiender onderzoeksthema 
                                denkbaar. 
                              Schulz: 
                                "Testosteron is een zogenaam steroïd-hormoon, 
                                een vetachtig molecuul dat wordt geproduceerd in de 
                                testis, de mannelijke zaadbal. In feite is het een 
                                schoolvoorbeeld van de economie waarmee levensprocessen 
                                zijn georganiseerd want het vervult een groot aantal 
                                verschillende functies. Het zorgt voor de vorming 
                                van secundaire geslachtskenmerken zoals een mannelijke 
                                lichaamsbouw, een zwaardere stem en baardgroei; bij 
                                volwassenen bevordert het onder meer de opbouw van 
                                spiereiwitten, waardoor het in de jaren tachtig populair 
                                werd als dopingmiddel, en vanaf de puberteit reguleert 
                                het samen met andere geslachtshormonen de productie 
                                van zaadcellen. Op hormonaal niveau kennen we testosteron 
                                dus al vrij goed, maar op DNA-niveau zijn we nog minder 
                                ver." 
                              Stamcel 
                              Het 
                                onderzoek van Schulz richt zich op het DNA in de stamcel 
                                van de testis en dan met name op de vraag welke genen 
                                in die cel door het testosteron worden 'aangezet'. 
                                Want pas als dat gebeurt start de productie van zaadcellen, 
                                legt hij uit. 
                              "Overal 
                                in het lichaam komen op een gegeven moment stamcellen 
                                voor die de erfelijke informatie gebruiken voor de 
                                vorming van de gespecialiseerde cellen waaruit het 
                                lichaam bestaat. Maar terwijl de meeste stamcellen 
                                van meet af aan actief zijn, is dat in de testis pas 
                                het geval als daar op grote schaal geslachtshormonen 
                                geproduceerd worden. Dat proces komt op gang nadat 
                                de hersenen daartoe een signaalhebben gegeven. Dat 
                                signaal brengt via een ingewikkelde cascade van hormonale 
                                activiteit de productie van mannelijke (androgene) 
                                geslachtshormonen op gang. En die zetten de stamcel 
                                weer aan tot delingen waaruit zaadcellen ontstaan. 
                              Dat 
                                de puberteit bij mensen en sommige zoogdieren een 
                                eenmalige overgang vormt naar permanente geslachtsrijpheid, 
                                terwijl bij andere dieren sprake is van relatief korte 
                                perioden van geslachtsrijpheid (de bronsttijd), heeft 
                                volgens Schulz te maken met omgevingsfactoren. "Voor 
                                een mannelijk dier is de voortplanting één 
                                van de gevaarlijkste activiteiten in zijn leven. Een 
                                mannetje van een soort met veel natuurlijke vijanden 
                                is het kwetsbaarst op het moment dat hij alleen maar 
                                aan de vrouwtjes denkt en al zijn energie nodig heeft 
                                om de concurrenten de baas te blijven. Zulke inspanningen 
                                kan hij alleen in de korte bronsttijd leveren, net 
                                na de zomer als hij een tijd lang goed heeft kunnen 
                                eten en dus lekker dik en sterk is. Het grappige is 
                                dat mensen weliswaar het hele jaar vruchtbaar zijn, 
                                maar dat uit cijfers blijkt dat er meer kinderen worden 
                                verwekt in het najaar en in de winter. Misschien dat 
                                het goede leven in de zomer dus ook bij onze voortplanting 
                                een rol speelt." 
                              Hoe 
                                het ook zij, een cruciale vraag voor biologen is wat 
                                er precies in de stamcel gebeurt onder invloed van 
                                testosteron en zoals gezegd probeert Schulz het antwoord 
                                te vinden bij zebravissen, een geliefd proefdier van 
                                ontwikkelingsbiologen. "Wij doen dat door de 
                                testis van mannetjesvissen in een reageerbuis bloot 
                                te stellen aan mannelijke geslachtshormonen. Als zo'n 
                                hormoon een gen activeert, gaat dat een bepaald eiwit 
                                produceren met de boodschap aan de stamcel om zaadcellen 
                                te gaan produceren. We hopen door die eiwitten te 
                                analyseren, genen op het spoor te komen die bij de 
                                zaadcelproductie een rol spelen én die door 
                                testosteron aangestuurd worden. In het AZU doet celbioloog 
                                Dick de Rooij eenzelfde soort onderzoek bij muizen 
                                en ratten met dien verstande dat hij ook is geïnteresseerd 
                                in andere hormonen. In de toekomst hopen wij gemeenschappelijk 
                                onderzoek bij muizen te gaan doen, onderzoek dat vroeg 
                                of laat zal leiden tot de identificatie van de testosteron-afhankelijke 
                                genen die de zaadproductie reguleren." 
                              Onvruchtbaarheid 
                              Boeiend 
                                onderzoek ongetwijfeld, maar op de vraag wat je met 
                                de eventuele resultaten van dat speurwerk zou kunnen 
                                doen, zegt Schulz ronduit dat het op dit moment alleen 
                                is bedoeld om nieuwe fundamentele kennis op te leveren. 
                                "Bij onderzoek naar zaadcelvorming denken veel 
                                mensen natuurlijk meteen aan het genezen van onvruchtbaarheid, 
                                maar ik vrees dat we mannen op basis van ditonderzoek 
                                niet kunnen helpen. Zelfs als we ooit exact zouden 
                                weten welke genen er verantwoordelijk voor zijn dat 
                                de zaadproductie niet op gang komt, dan nog zal dat 
                                weinig soelaas bieden, want het gaat om genen die 
                                ontbreken of functioneel incompetent zijn en daar 
                                doe je weinig aan, zeker wanneer het gaat om genen 
                                in kiemcellen. 
                              "Een 
                                heel theoretische, zelfs enigszins sciencefiction-achtige 
                                aanpak zou zijn om de stamcellen uit de testis te 
                                oogsten, die in het laboratorium te behandelen en 
                                ze dan terug te plaatsen. Maar dat is voor de mens 
                                echt nog een puur hypothetische mogelijkheid, waarbij 
                                we ook de ethische problemen niet moeten onderschatten. 
                                Onderzoekers overal ter wereld zijn nu al bijna tien 
                                jaar bezig zonder dat er ook maar één 
                                testosteron-afhankelijk gen is gevonden. We mogen 
                                blij zijn als we er over nog eens tien jaar één 
                                hebben gevonden. 
                              Maar 
                                eerlijk gezegd zijn we ook niet in eerste instantie 
                                geïnteresseerd in praktische toepassingen. Wij 
                                willen domweg weten welke genen door testosteron worden 
                                aangestuurd. Dat is een duidelijke lacune in onze 
                                kennis en een zuiver wetenschappelijke vraagstelling 
                                die wellicht ooit tot toepasbare resultaten zal leiden. 
                                Maar voor mij is die vraag ook zonder dat perspectief 
                                attractief genoeg om nog een hele tijd met dit onderzoek 
                                bezig te blijven." 
                              
                              terug